Motie Rouvoet

Last updated 15 August 2019

Tweede Kamer der Staten-Generaal2


Vergaderjaar 2004–2005


21 501-20Europese Raad

Nr. 270MOTIE VAN HET LID ROUVOET C.S.
Voorgesteld 21 december 2004

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende, dat de Europese Raad, bijeen in vergadering op 16 en 17 december 2004 te Brussel, heeft besloten tot de start van de toetredingsonderhandelingen met Turkije per 3 oktober 2005;

constaterende, dat de Europese Raad in haar conclusies heeft vastgelegd dat met Turkije een intensieve politieke en culturele dialoog wordt aange- gaan, waarbij ook het maatschappelijk middenveld wordt betrokken, teneinde het wederzijds begrip te verbeteren door mensen samen te brengen (conclusie 23);

van mening, dat daar onlosmakelijk mee verbonden is een eerlijke omgang met de eigen geschiedenis van een kandidaat-lidstaat;

verzoekt de regering om binnen het kader van deze dialoog met Turkije voortdurend en nadrukkelijk de erkenning van de Armeense genocide aan de orde te stellen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Rouvoet
Van Bommel
Van der Staaij
Van der Laan
Van Baalen
Herben
Duyvendak
Wilders


Oorspronkelijke versie van de Motie Rouvoet
image

Stemming Motie Rouvoet in Tweede Kamer op 21 december 2004

270 Motie Rouvoet c.s. aan de orde stellen van Armeense genocide binnen het kader van de dialoog met Turkije.
Wie is vóór die motie?
De motie is met algemene stemmen aangenomen.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar: 2004-2005
Datum vergadering: 21-12-2004
Vergadernummer: nr. 37, pagina 2464-2497
Voorzitter: Frans Weisglas

Aan de orde is het debat over de Europese Top.

De heer Van Baalen (VVD):

Voorzitter. Het past de VVD-fractie om de regering een groot compliment te maken over de wijze waarop zij de discussie over het openen van de toetredingsonderhandelingen met Turkije heeft afgesloten.

Het is goed dat Nederland als voorzitter van de Unie aandacht heeft gevraagd voor de massamoord in de Eerste Wereldoorlog op de Assyriërs en de Armeniërs. Dat is geen Kopenhagen-criterium, maar dat neemt niet weg dat het van groot belang is dat Turkije de geschiedenis recht in het gezicht kijkt en een verzoenend gebaar maakt.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

U zegt terecht dat het geen Kopenhagen-criterium is. U zegt echter ook dat het van groot belang is. Van hoe groot belang is het voor uw fractie? Het Europees parlement heeft hierover resoluties aangenomen, die erop neerkomen dat het een voorwaarde is. Hoe zwaar weegt deze kwestie voor u? Wat doet uw fractie als dat gebaar niet wordt gemaakt en de geschiedenis geen recht wordt gedaan, tot in de onderwijsboekjes toe?

De heer Van Baalen (VVD):

Het is geen criterium voor het starten van de onderhandelingen. In het algemeen overleg heb ik echter al aangegeven dat de Nederlandse regering, ook wanneer ze geen voorzitter van de Unie meer is, hierover voortdurend in gesprek moet gaan met de Turkse regering. De regering moet er constant op aandringen dat Turkije stappen in de door ons gewenste richting zet. Ik denk dan bijvoorbeeld aan wetenschappelijk onderzoek, conferenties en discussies met betrokkenen. Kortom: Turkije moet er alles aan doen om de geschiedenis in de ogen te kijken en te proberen verzoening tot stand te brengen. Het is echter geen afzonderlijk Kopenhagen-criterium, noch voor het afsluiten van de onderhandelingen, noch voor het starten daarvan.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Betekent dit dat de VVD-fractie het denkbaar acht dat een land toetreedt tot de Europese Unie dat op een punt als genocide geen recht doet aan de eigen geschiedenis en dat in het vage laat?

De heer Van Baalen (VVD):

Wij zijn blij dat ook Oostenrijk haar rol in de geschiedenis heeft erkend, maar dat was nog niet het geval toen Oostenrijk toetrad tot de Europese Unie. Wij zijn ook blij dat Roemenië het aandeel van de Roemeense regering in de holocaust heeft erkend, maar dit is pas aan het einde van het hele proces van toetreding gebeurd. Met andere woorden: het zou zeer te waarderen zijn als Turkije deze stappen zet, maar de VVD-fractie verbindt het niet met de criteria voor het begin of het einde van de onderhandelingen.

De heer Timmermans (PvdA):

Voorzitter. Het Nederlands voorzitterschap is geslaagd en daar complimenteer ik het kabinet ronduit mee.

Ik ben het eens met de analyse van de heer Van Baalen over de Armeense kwestie. Die kwestie is onderbelicht gebleven in de conclusies van de Europese Raad. Een aantal leden van de Europese Raad en de Nederlandse regering hebben van te voren wel aangegeven dat daar groot behang aan werd gehecht. Iemand die onderdeel wil uitmaken van een Europese waardegemeenschap moet vrede hebben met zijn eigen verleden, waaronder ook de zwarte bladzijden van dat verleden. Dat is niet in alle lidstaten van de Europese Unie 100% het geval. Ieder land heeft zijn eigen spoken en zijn eigen zwarte bladzijden die voor iedereen moeilijk zijn om mee in het reine te komen.

Het is de Roemenen gelukt om via een commissie van historici te komen tot een appreciatie van de rol van de Roemeense overheid bij de Holocaust en om daar zware en moeilijke conclusies uit te trekken. Datzelfde is ook gelukt met betrekking tot het communistische verleden in totalitaire regimes in Centraal- en Oost-Europese landen. Het moet dan ook kunnen lukken in Turkije wat betreft de rol van de Turken bij de Armeense genocide in 1915. Ik herhaal het woord van Orhan Pamuk daarover. Hij zegt: het is zo pijnlijk voor de Turken omdat het zo gelieerd is met de ontstaansgeschiedenis van de moderne Turkse staat, maar ook deze pijnlijke bladzijde zullen wij Turken onder ogen moeten zien. Ik ben dat met hem eens.

Ik denk dat de EU op dat punt haar goede diensten moet aanbieden aan Turkije omdat uiteindelijk de verzoening met de eigen geschiedenis een zaak is van een volk zelf. Dat kan niet met het mes op de keel van buitenaf worden afgedwongen. Dat zal ook vanuit het volk moeten worden gedragen. Wij kunnen onze goede diensten daarbij aanbieden.

Mijn fractie maakt zorgen over het schijnbare relatieve gemak waarmee in de conclusies wordt gestapt over het probleem van het ICTI. Het ICTI is niet tevreden met de samenwerking. Ik neem aan dat wij niet gaan onderhandelen met Kroatië als het Joegoslavië Tribunaal zegt dat de medewerking van de Kroatische autoriteiten onvoldoende is.

De heer Herben (LPF):

Is het wat betreft Kroatië dan ook niet redelijk om een volk de kans te geven om in het reine te raken met zijn eigen verleden? Wij gaan met Kroatië onderhandelen net als wij met Turkije hebben gedaan. Wat is het verschil tussen de Balkan en de Armeense genocide?

De heer Timmermans (PvdA):

Het verschil is dat er in het geval van Kroatië spraken van schuldigen aan oorlogsmisdaden die nog vrij rondlopen en waartegen een opsporingsbevel is uitgegeven door een internationaal erkend tribunaal. De regering die verantwoordelijk is voor het uitleveren van die verdachten werkt volgens het Hof onvoldoende mee aan de uitlevering. De daders van de Armeense genocide lopen niet meer rond. Als zij nog rond zouden lopen, zou ik de eerste zijn om te zeggen dat zij moesten worden opgespoord en voor een tribunaal moesten worden gebracht. Die lieden zijn echter helaas al heel lang overleden.

De heer Herben (LPF):

Dat ben ik met u eens. Gaat het niet om het tijdstip van het openen van de onderhandelingen? In het geval van Turkije en ook van andere toetredingsonderhandelingen zij problemen steeds werkendeweg opgelost. Wij zouden ook werkendeweg met Kroatië tot overeenstemming kunnen geraken. Dat mis ik. U bent streng tegenover Kroatië. Dat is terecht. Ik ben het daar mee eens. Ik mis dat ten aanzien van Turkije.

De heer Timmermans (PvdA):

Dat ben ik niet met u eens. De eisen die de EU nu aan Turkije stelt, ook op het vlak van de mensenrechten en voordat er wordt gestart met onderhandelen, zijn strenger dan de eisen die voor de start van de onderhandelingen zijn gesteld aan de tien lidstaten die sinds mei 2004 lid zijn van de EU. Wij vragen van de Turken bij de start van de onderhandelingen om een betere mensenrechtensituaties dan wij vroegen aan de tien net toegetreden lidstaten toen de onderhandelingen daarmee startten. Daar is niets mis mee; de Europese Unie is ook een lerende organisatie. Dat plaatst het alleen wel in een zeker perspectief.

De heer Herben (LPF):

Voorzitter. Nederland heeft tijdens het Europees voorzitterschap zijn best gedaan.

Je zou zeggen een felicitatie waard, maar … Wat is er afgesproken over de Armeense kwestie, over de erkenning van de genocide? In Brussel bleef het onheilspellend stil.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Voorzitter. De klus is geklaard. Turkije heeft een datum waarop de onderhandelingen worden gestart en alle 25 lidstaten hebben ermee ingestemd. In diplomatieke …

… De kwestie Cyprus, de genocide op Armeniërs en Assyriërs, de honderden gevallen van foltering in de eerste helft van dit jaar, de positie van minderheden en andere godsdiensten dan de islam, de gebreken in democratisch en rechtstatelijk opzicht: het blijkt allemaal overkomelijk, want “het gaat de goede kant op”.

Ik voel schaamte over de gemiste kans om in de raadsconclusies in te gaan op de Armeense kwestie. In interrupties heb ik hier al op gewezen. In deze Kamer is er vaak over gesproken en het Europees parlement heeft hiervan een voorwaarde gemaakt voor toetreding, maar in de raadsconclusies wordt hierover gezwegen. Kan de regering aangeven hoe zij in de periode tot het daadwerkelijke begin van de onderhandelingen hiermee om zal gaan? Mag ik aannemen dat het aan de orde zal komen bij de uitwerking van raadsconclusie 23 over de intensieve politieke en culturele dialoog.

Mocht Turkije worden opgenomen als volwaardig lid van de Europese familie, dan zal de grens met Armenië een Europese buitengrens zijn. Het is niet alleen in het belang van de nabestaanden van de Armeense genocide, maar ook in het belang van de Europese stabiliteit dat dit duistere hoofdstuk kan worden afgesloten. In een resolutie die op 15 december jongstleden in het Europees Parlement is aangenomen, wordt Turkije verzocht het verzoeningsproces met het Armeense volk te bevorderen door de genocide op de Armeniërs te erkennen. In het algemeen overleg van vorige week gaf minister Bot aan dat hij vond dat Turkije vóór toetreding tot de Europese Unie met zichzelf in het reine moet komen op dit vlak. Doelt de minister hier op de expliciete Turkse erkenning van de genocide op de Armeniërs? Ziet de minister voor de EU een taak weggelegd om stappen te zetten om tot een verzoening tussen Armeniërs en Turken te komen en, zo ja, is er een tijdschema voor dit proces? Is de minister met ons van mening dat er voor 3 oktober 2005, de start van de feitelijke onderhandelingen, vooruitgang moet zijn geboekt op dit dossier? Wij hebben er in het algemeen overleg over gesproken dat dit onderwerp niet moest worden opgenomen in de Raadsconclusies omdat dit de zaak bemoeilijkt, maar om het wel een voortdurend onderwerp van gesprek te laten zijn. Is er vooruitgang geboekt in dat gesprek?

Tijdens hetzelfde algemeen overleg pleitten velen met mij expliciet voor aandacht voor de Armeense genocide. Ik constateer dat na twee jaar discussie over Assyrische en Armeense kwestie nu een meerderheid in de Tweede Kamer spreekt van de genocide van 1915. Dat is een stap in de goede richting. Het is van belang dat de afgetekende meerderheid de druk op Turkije en de EU in stand houdt. In de Raadsconclusies wordt dus geen aandacht aan deze kwestie geschonken. Wij willen weten welke afspraken de EU hierover heeft gemaakt met Turkije. Het is immers een voortdurend onderwerp van gesprek, zoals de minister zei.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Op de Top in Brussel leken de rollen af en toe omgekeerd: niet de EU, maar Turkije als eisende partij. …

Het valt op dat gevoelige kwesties zoals de positie van godsdienstige minderheden, de positie van de christenen, maar ook de erkenning van de Armeense genocide en van Cyprus niet of hooguit gecamoufleerd terug te vinden zijn in de Raadsconclusies. Ik sluit mij aan bij degenen die hebben gevraagd wat er precies is besproken over de Armeense genocide. Dat is een belangrijk punt. Wij hebben die genocide eerder aangeduid als niet zomaar een historische kwestie, maar als een lakmoesproef voor de manier waarop Turkije met zijn geschiedenis omgaat en voor de manier waarop de vrijheid van meningsuiting in dat land functioneert.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Mijnheer de voorzitter. Het is al meerdere malen gezegd, maar de afgelopen weken is er wel een zeer belangwekkend besluit genomen. Ik doel op het besluit om met de toetredingsonderhandelingen …

De fractie van GroenLinks hecht ook zeer aan de erkenning van de Armeense kwestie. Ik sluit mij graag aan bij de woorden van de heren Van Baalen en Van der Staaij hierover. Graag krijg ik een reactie van de regering op het verdere verloop van dit debat.

Minister Bot:


De Armeense kwestie is ook tijdens het vorige AO uitvoerig aan de orde geweest. Wij hebben er met Turkije een- en andermaal over gesproken. Er is in Turkije wel degelijk een aanvang gemaakt, opnieuw onder druk van de Europese Unie, met het onderzoek. Er zijn archieven geopend en er zijn commissies benoemd. Dat was twee, drie jaar geleden nog volstrekt ondenkbaar. Je kon niet eens het onderwerp of de naam noemen of je kreeg al een “nee”. Op het ogenblik staan zij ervoor open en erkennen zij dat dit een probleem is dat moet worden opgelost. Zij erkennen niet alleen dat deze genocidekwestie op de een of andere manier in het reine moet worden gebracht, maar zij beseffen ook dat de zaak verder gaat, omdat zij grenzen aan Armenië, waarmee een akkoord moet worden bereikt. Dit bewijst een- en andermaal hoe belangrijk het is dat wij Turkije in de Europese Unie inbedden om ervoor te zorgen dat dergelijke conflicten uit de weg worden geruimd, dat wij voortdurend druk kunnen uitoefenen en dat zij bereid zijn om te luisteren en in een redelijke politieke dialoog tot redelijke oplossingen te komen.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Mijn principiële afwijzing neemt niet weg dat ik de volgende motie aan de Kamer voorleg over de Armeense genocide.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Europese Raad, bijeen in vergadering op 16 en 17 december 2004 te Brussel, heeft besloten tot de start van de toetredingsonderhandelingen
met Turkije per 3 oktober 2005;

constaterende dat de Europese Raad in haar conclusies heeft vastgelegd
dat met Turkije een intensieve politieke en culturele dialoog wordt aangegaan,
waarbij ook het maatschappelijk middenveld wordt betrokken, teneinde het wederzijds
begrip te verbeteren door mensen samen te brengen (conclusie 23);

van mening dat daar onlosmakelijk mee verbonden is een eerlijke omgang
met de eigen geschiedenis van een kandidaat-lidstaat;

verzoekt de regering, binnen het kader van deze dialoog met Turkije voortdurend
en nadrukkelijk de erkenning van de Armeense genocide aan de orde te stellen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Rouvoet, Van Bommel, Van der Staaij, Van der Laan, Van Baalen, Herben, Duyvendak en Wilders.

Zij krijgt nr. 270(21501-20).

De heer Van Bommel (SP):

Voorzitter. Ik kan kort zijn, omdat door de regering over alle punten is gesproken. Een aantal punten wil ik echter nog wel markeren, omdat ik ze in mijn eerste termijn zo heb benadrukt.

Wat de grensproblematiek van Turkije betreft, heeft de minister-president alleen gesproken over Griekenland. Ik heb Cyprus nog zelf genoemd, maar het spreekt voor zich dat die kwestie erbij betrokken wordt. Mijn vraag was eigenlijk: zijn er meer landen waar die grensproblematiek een rol zou kunnen spelen? Graag ontvang ik daarop nog antwoord in tweede termijn. De motie van de ChristenUnie over Armenië heb ik van harte ondersteund, omdat het een punt is dat ik zelf ook steeds heb gemaakt namens de SP-fractie. Het is een voortdurend onderwerp van gesprek. Laten wij daarover duidelijk zijn tegenover Turkije: wij verwachten iets van dit land op dat punt.

Minister Bot:

Voorzitter. Laat ik in de eerste plaats …

De motie die de heer Rouvoet heeft ingediend, beschouw ik inderdaad als een ondersteuning van het bestaande beleid. Daarom verwelkom ik haar. De heer Rouvoet verzoekt de regering om in het kader van de dialoog met Turkije de erkenning van de Armeense genocide aan de orde te stellen. Ik suggereer u om de regering te verzoeken om in het kader van deze dialoog te stimuleren dat Turkije met Armenië op intensievere wijze spreekt over de Armeense genocide van 1915 of woorden van die strekking. Dan wordt het voor Turkije gemakkelijker om nog positiever deze discussie aan te gaan. Ik herhaal dat deze motie ons beleid ondersteunt en dat wij haar als zodanig verwelkomen.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

In reactie op deze suggestie merk ik op dat mij niet is ontgaan dat de minister van Buitenlandse Zaken in zijn eerste termijn het een en ander heeft gezegd over wat Turkije hieraan moet doen. Deze motie van het parlement onderstreept die noodzaak. Het parlement vraagt er in commissie met de Nederlandse regering om dat Nederland dit punt in de komende jaren nadrukkelijk op de agenda houdt. De minister mag dit interpreteren volgens de strekking die de motie in mijn ogen heeft. Ik denk dat wij geen verschil van mening hebben.

Minister Bot:

Dank u wel.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Over de ingediende moties wordt vanavond aan het einde
van de vergadering gestemd.